Een ondernemer kreeg een fikse naheffing van de Belastingdienst op de mat, omdat hij geen omzetbelasting zou hebben betaald over de webcamsessies met Filipijnse dames die hij verzorgt. Hij tekende met succes beroep aan.

De ondernemer baat een aantal websites uit, waar bezoekers kunnen inloggen om naar schaars geklede dames te kijken – en met ze te chatten. Die dames zitten op de Filipijnen. Bezoekers die inloggen op de websites van de ondernemer betalen met hun creditcard aan een webprovider. Via de provider int de ondernemer het geld. Hij betaalt zijn ‘modellen’ op de Filipijnen in cash uit.

Plaats van verbruik telt, zegt Belastingdienst

De belastingdienst vindt dat de man omzetbelasting verschuldigd is, en stuurt hem een naheffing en boete van in totaal 65.000 euro. De ondeugende webcamsessies op de Filipijnen vallen onder de wettelijke noemer ‘vermaak’. De wet gaat er met zoveel woorden vanuit dat degenen die het vermaak verzorgen (de Filipijnse dames) en de ‘verbruikers’ (de gluurders) zich op dezelfde plaats bevinden.

Dat is in dit geval niet zo: de modellen zitten in Azië, de gebruikers van de website zitten in Nederland. Maakt niet uit, zegt de belastinginspecteur: het gaat erom waar het verbruik plaats vindt.

Vermakelijksheidsactiviteiten

De rechtbank geeft de belastinginspecteur gelijk, maar in hoger beroep is het hof het daar niet mee eens. In de wet staat dat de plaats waar een dienst wordt verricht, de plaats is waar de ondernemer woont of is gevestigd. Maar voor culturele, artistieke, sportieve en “vermakelijkheids”- activiteiten maakt de wet een uitzondering. Die vinden plaats “daar waar de activiteiten of werkzaamheden feitelijk plaatsvinden.”

De wetgever zal daarbij eerder hebben gedacht aan artiesten die optreden voor een zaal met toeschouwers: aanbieders en verbruikers bevinden zich op dezelfde plaats. De tekst is dan wel niet geschreven met een videoverbinding in gedachten, zegt het hof in zijn uitspraak, maar hij is wel glashelder. De dames verrichten hun werkzaamheden op de Filipijnen, niet in Nederland. Omdat de wettekst zo duidelijk is, ziet het gerechtshof geen reden om de plaats waar het verbruik (het kijken) plaatsvindt, zwaarder te laten wegen.

De naheffing is dus onterecht opgelegd, besluit het hof, en de Belastingdienst moet de proceskosten van de ondernemer vergoeden.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl